“De geschiedenis zal haar zeg nog krijgen (…). Afrika zal die zelf schrijven”, schreef Patrice Lumumba vanuit zijn cel in Thysville in 1961, net voor ze hem uitleverden aan zijn beulen. De Amerikaanse schrijver en filosoof Alain Locke schreef in 1925 in de inleiding van The New Negro, een literaire bundel met bijdrage van vertegenwoordigers van de Harlem Renaissance: “De omvattende literatuur met betrekking tot de zwarten is voor 90% over de zwarten, eerder dan door hen.” Wat in de beeldvorming bleef hangen was de Zwarte als probleem. Vandaar de bundel van Locke dus die Zwart Amerika een podium geeft. De dekolonisatie van de openbare ruimte in Europa is de laatste jaren goed op gang gekomen. Ook hier moeten eerst en vooral de betrokkenen het podium krijgen. Ook als het over de dekolonisatie gaat van wat er van het kolonialisme voortleeft in de hoofden van vele Europeanen. Het reisverslag Afropeaan van Johny Pitts is een zoektocht van een Afropeaan doorheen de brokstukken van de kolonisatie en dekolonisatie, doorheen drie eeuwen Afrikaanse aanwezigheid in Europa, naar wat Zwart Europa is. Pitts laat Zwart Europa zelf aan het woord.
Hip hop en literatuur
Bestel dit boek gerust onmiddellijk, nog voor het uitlezen van deze boekbespreking. Het loont de moeite. Johny Pitts is een radiomaker/journalist/fotograaf uit de arbeiderswijken van Sheffield in Noord-Engeland. Hij staat erop: hij is een Northern Soul child. Zijn Northern accent is zijn trots én zijn broodwinning. Op de website van Hobsons International wordt zijn stem aangeprezen voor het inlezen van commercials of reportages: “Northern: fresh, confident, fun” is de beschrijving. Met zijn afro-roots gaat hij in dit boek op zoek naar een identiteit zonder koppelteken. De credits voor de term ‘Afropeaan’ komen Marie Daulne toe, leadzangeres van de Brusselse cultgroep Zap Mama. Marie Daulne gebruikte de term voor het eerst begin jaren ’90 op zoek naar een alternatief zonder koppelteken voor haar Belgisch-Congolese identiteit. Maar Pitts waarschuwt al snel voor het modieuze post raciale multiculturele beeld, à la mode in de opkomende wereldmuziek scene in de jaren ’90, die ook in publicitaire en de culturele wereld gemakkelijk ingang heeft gevonden. In Zweden ziet hij zelfs dat er sprake is van een trend: het staat goed wat kleur in de vriendenkring te hebben. Om elke link met dit exotisch clichébeeld te mijden reist hij trouwens bewust in de winter door Europa. Een ander cliché is de liberale arrogantie die elk onderscheid op basis van afkomst verbiedt, maar daarmee ook ontkent. Achter de officiële kleurenblindheid van het beleid, zoals in Frankrijk, de UK of Nederland, schuilt een andere werkelijkheid. Het maakt kleur onzichtbaar (een term die hij vaak gebruikt). Daarom graaft Pitts op zijn reis dieper onder de oppervlakte, in de banlieues, in de wijken van aankomst, onder de migranten, en getuigt over wat daar leeft. Pitts trekt van Parijs naar Brussel, van Amsterdam, Berlijn, Stockholm, Moskou en Marseille naar Lissabon.
Het is dus niet het postkaart-Europa dat we te zien krijgen. Toch is het verhaal ook entertainend. Geen lang betoog, maar pittig, vol kwinkslagen. Pitts dompelt ons onder in de muzikale roots en hip hop scene in de verschillende steden. Ik heb alvast al lezend een Spotify playlist aangemaakt met Franse, Nederlandse, Duitse, Zweedse hip hop en andere zwarte Europese muziek om goed te kunnen volgen: Les Nubians, La Haine, Zap Mama uiteraard, Erykah Bandu, Opgezwolle, Seeed, Nosliw, Timbuktu of IAM … Hij dompelt ons ook onder in de intellectuele en literaire geschiedenis van Afropea. De opeenvolgende Afro-Amerikaanse en Caraïbische intellectuelen die zich in Europa vestigden, waaronder Claude McKay en James Baldwin om er maar twee te noemen. De Franstalige Négritudebeweging en het verhaal van Frantz Fanon. Hij onderging de vernedering van de gekleurde Franse soldaten die meevochten met de bevrijding van Europa in 1944-45. Alexandre Dumas en Alexander Poesjkin als Afropeaanse schrijvers. Dumas was van Angolese afkomst. Poesjkin schreef een novelle geïnspireerd op Ibrahim Hannibal, zijn overgrootvader uit Soedan.
Eindelijk Marseille
Wat is die identiteit zonder koppelteken? Wat kenmerkt de Afropeaan? Pitts zegt halverwege, naar aanleiding van het verhaal van Poesjkin, wat het wellicht zou moeten inhouden: “Een geslaagde, geïntegreerde Zwarte gemeenschap in Europa, die weigert zich door stereotypering te laten vastleggen, en die toch haar veelkleurigheid en pluraliteit niet ontkent”. Toch zijn verhalen en ervaringen van Afropeanen veelal op de rand van de samenleving te vinden. Pitts ontmoet de Afropeaan meestal op de achtergrond van de koloniale sporen, op de achtergrond van de migratiestromen naar Europa, in de buitenwijken van onze steden en hun subcultuur, in de wijken van aankomst zoals Doug Saunders ze noemt in zijn Arrival City. De Afropeaan leeft vaker dan men wil onzichtbaar in de marge, in een niemandsland. Het concept Afropeaan stoort misschien omdat het hem zichtbaar maakt, los van de exotische parodieën. “He is firmly lodged within the notion of the European”. Pitts schrijft alvast hun geschiedenis, haalt ze uit de schaduw, ziet soms hun lot, soms hun potentieel. En zoals in Marseille ziet hij een voorbeeld waar die marge misschien de regel is. Het geslaagde voorbeeld? Bijzonder goede journalistiek.
En in Brussel
In Brussel krijgt Pitts Kuifje in Congo in handen. Dat was geen fraaie ervaring als Afropeaan. Het bijschrift dat de lezer moet waarschuwen voor dit boek bracht geen soelaas voor Pitts: “Hergé geeft de koloniale houding van die tijd weer” staat er. Was dit in die context dan OK? Een gemiste kans om het perspectief van de Afrikaan vandaag op de strip te geven. Dit is voor Pitts de aanleiding om ook het Afrikamuseum in Tervuren te bezoeken. Hij gaat er naartoe net voor het de deuren sluit voor de gehele renovatie die we nu kennen. In het buitengaan stond Pitts op het punt iets te schrijven in het boek waar bezoekers een reactie kunnen nalaten. Maar toen hij de laatste reactie die er stond las, besloot hij dat die te goed was om haar niet het laatste woord te laten. Er stond: “De schoonheid van de kunstvoorwerpen verdoezelt op slinkse wijze de manier waarop ze werden verkregen … moord … uitbuiting”. Het Afrikamuseum, waar het Willemsfonds Museum Soirée voor de tweede keer op rij organiseert (zie voorpagina), werd volledig herdacht. In de geest van Lumumba’s “Afrika zal haar eigen geschiedenis schrijven”, wil ik wel Pitts reactie kennen vandaag. En hoe ziet de Afropeaan in Brussel het vernieuwd museum?
Johan Basiliades
Win “Afropeaan”
We geven 3 exemplaren weg van het boek van Johny Pitts. Laat voor 15 september 2023 je gegevens achter op de website https://wedstrijd.willemsfondsbrussel.be en maak kans om dit boek te winnen. Veel succes!
Kuifje in Afrika – Gepast / ongepast?
Pitts beschrijft Kuifje in Congo als volgt: “Tijdens zijn verblijf huurt Kuifje er een ‘boy’, vervolgens gaat hij Kinshasa in om de plaatselijke inwoners flink te koeioneren. Als hij een stel niksende Congolezen ziet schooien rondom een kapotte trein, zegt hij: ‘Kom op stelletje luiaards, help eens een handje’, verbreekt vervolgens een barbaarse ruzie tussen twee dorpelingen die vechten om een hoed, door die in tweeën de scheuren. ‘Witte man heel eerlijk, hij geven halve hoed aan elke man’, zegt een van de ruziezoekers. Deze vreemde snuiter begeeft zich brutaal de stad in en wordt meteen een zelfbenoemd organisator, leider en leverancier van infrastructuur, die de Congolezen in hun eigen land reduceert tot tweederangsburgers. De Congoleze bevrijdingsbeweging wordt voorgesteld als een potsierlijk, Golliwogachtig schepsel dat constateert: ‘Witte man wordt te sterk, Zwarte man zal niet naar mij, hun toverdokter luisteren!’ Kuifje verijdelt de poging van de Congolees om hem uit de schakelen, waarop deze laatste zich “onderwerpt met de bede: ‘Ik jouw slaaf, genadige witte man!’”. En zo gaat het avontuur verder, van pijnlijk cliché naar pijnlijk cliché, … het zou gênant zijn, als het niet zo pijnlijk was, gegeven de historische kennis die we vandaag ruim voorhanden hebben over deze periode. De strip dateert van 1931. De hedendaagse ingekleurde versie van 1946.
Vandaag nog wordt in tal van winkels en koffiehuizen Kuifje terecht verkocht als een icoon van de Belgische en wereldwijde stripcultuur. Maar dus ook Kuifje in Afrika … als een hip retro, exotisch typetje. Dat het een tijdsdocument is dat net een pijnlijk verleden aan de kaak stelt, OK. Als je het hebt, moet je het niet wegsmijten. Het hoort in een bibliotheek, met duiding. Liefst duiding door de betrokkenen zelf, de Congolezen van vandaag, en niet enkel door westerse academici, of boekenrecensenten voor de Kortweg van het Willemsfonds. Maar er een collectors item voor toeristen van maken, een hip souvenir aan een kort verblijf in Brussel? … Ik denk het niet. Johan Basiliades