In eenzaamheid doolde ik rond,
Zoals een wolk boven vallei
En heuvel zweven kan. Plots vond
Ik narcissen, een hele rij,
Onder de bomen langs het meer;
Een bries bewoog ze heen en weer.
Als ‘t fonkelende sterrenlicht
Dat immer langs de melkweg brandt
Was hun oneindig lint dat zich
Uitstrekte langs de waterkant:
Tienduizend, zag ik, dansten hier,
Hun kopjes schuddend van plezier.
De golfjes dansten lustig mee,
Al sprankelden zij minder dan
De uitgelaten bloemenzee.
Daar wordt een dichter vrolijk van!
Ik keek – en keek – maar ik bedacht
Niet welke schat mij ‘t schouwspel bracht:
Want zit mij sedertdien iets hoog
Of lig ik peinzend neergevlijd,
Dan flitst het voor mijn geestesoog
Als zegening der eenzaamheid;
Mijn hart wordt dan met vreugd omkranst,
Waarna het met narcissen danst.
De Engelsman William Wordsworth (1770-1850) is één van de ‘vaders van de romantische poëzie’. Samen met zijn vriend en collega-dichter Samuel Taylor Coleridge (1772-1834) schudde hij eind 18de eeuw de Europese poëzie grondig door elkaar met de publicatie van hun gezamenlijke bundel ‘Lyrical Ballads’ (1798). Beide dichters besloten om poëzie te schrijven die gebruik maakte van een woordenschat die ‘echt gebruikt werd’ door mensen. Gedaan dus met de hoogdravende poëtische taal van voordien. Wordsworth definieerde poëzie als het ‘spontane overvloeien van krachtige emoties’ die op een rustig moment creatief in woorden werden gevat. Die nieuwlichterij had heel in het begin niet zo’n succes, maar ze vond al snel haar weg in het revolutionaire klimaat dat Europa in dezelfde periode in beslag zou nemen. De romantische poëzie zou ook enorm standvastig -of hardnekkig zo u wil- blijken.
“In eenzaamheid doolde ik rond” (originele versie: I wandered lonely as a cloud, ook wel bekend als ‘The Daffodils’) is één van Wordsworths bekendste en meest geliefde gedichten. Dat heeft voornamelijk te maken met de manier waarop hij de ik-persoon weet te verbinden met zijn omgeving. De ronddolende ik-persoon uit het gedicht ontdekt een veld narcissen en wordt daar meteen door ‘opgenomen’ op een volstrekt harmonieuze manier. Hij versmelt als het ware in het beeld. Wordsworth demonstreert daarmee iets oermenselijks. Elk kind gaat tot ‘de leeftijd des onderscheids’ helemaal op in zijn omgeving. Er bestaat voor kinderen als het ware geen grens tussen het zelf en de wereld buiten. Maar naarmate men ouder wordt, ontstaat die grens wel. Vaak levert dat een gevoel van verlatenheid en angst op en vaak lukt het volwassenen niet meer om dat harmonieuze gevoel van vroeger terug op te roepen . In zijn gedichten doet Wordsworth dat net wel. Hij veegt de vervreemding tussen het zelf en de buitenwereld helemaal weg en zorgt zo voor een zeer geruststellende gedachte; we staan niet buiten de wereld, maar er middenin.
Kurt Deswert