Hugo Claus blijft tot de verbeelding spreken. Jaren na datum doet Kurt Deswert, Willemsfondsvoorzitter in Woluwe, ons het verhaal van een lezing van de auteur.
Hugo Claus heeft mij altijd gefascineerd. Het eerste ‘volwassen’ boek dat ik ooit las, was ‘Het Jaar van de Kreeft’, dat ik ergens in mijn vaders boekenkast vond. Daar gingen mijn veertienjarige oortjes toen behoorlijk van gloeien! Voor de rest van mijn puberteit was ik dan ook behoorlijk idolaat van de schrijver … Het Verdriet Van België” was één van de redenen waarom ik Germaanse Talen ben gaan studeren.
Ik heb Claus één keer live aan het werk gezien, in Kortenberg. Dat was vermoedelijk in 1994; de Japanner Kenzaburo Oë had net de Nobelprijs gewonnen en Claus dus niet. (Toen was dat nog een jaarlijks terugkerend item in het nieuws waard…) Onderweg naar de lezing maakte de vader van mijn vriend er nog grapjes over dat Claus’ vraagprijs waarschijnlijk weer wat naar beneden bijgesteld was geweest omwille van het nieuwe Nobeldebacle …
De lezing werd ingeleid door de lokale schepen van Cultuur; een vrouw die deel uitmaakte van wat toen nog de CVP heette. Ze vroeg Claus met een ietwat schalkse blik of hij haar toch niet het plezier wou doen om “een aantal van zijn mooie liefdesgedichten voor te dragen”. Een verzoek waaraan Claus graag gehoor gaf, maar dan wel op geheel eigen wijze; door enkele van zijn meest erotische gedichten op het publiek af te vuren. Poëzie die behoorlijk stevig gelardeerd was met allerhande toespelingen op orale en andere seks. (Een mens moet wat met zijn leven.)
Het sublieme ‘Asperges me’* staat me vandaag nog steeds bij …
Maar het echte hoogtepunt van die avond lag voor mij elders. Tussen de behoorlijk scabreuze poëzie in, werd Claus geïnterviewd door een lokaal “cultuurdrager”. Kent u de dichter Roger De Neef misschien? Neen? Goed, houden zo. Wie De Neef wel zou kennen, beseft dat er tussen zijn en Claus’ poëzie eigenlijk geen vergelijk te vinden is. Claus schrijft poëzie; De Neef puurt voor zijn gedichten telkens weer iets uit de achterste krochten van de taal dat zo hermetisch gesloten is als de baarmoeder van een moederoverste in een Egyptisch woestijnklooster … Het is derhalve grotendeels onleesbaar. (De man wordt dan ook op handen gedragen door een flink aantal poëziepausen; het soort volk dat ook Charles Ducal wel eens een geweldig dichter durft vinden…)
Die De Neef vond er tijdens het vraaggesprek niets beter op om voortdurend over obscure dichtersgroepen en kunstgenres te willen praten met Claus. Niemand in het publiek die er ook maar enige boodschap aan had … Maar de reactie van Claus was meesterlijk. Onverstoord, met speelse intellectuele lichtvoetigheid en op een hoffelijk-denigrerende manier veegde hij zijn interviewer volledig weg onder de mat. Hij wees De Neef verschillende keren op misvattingen, maar deed dat op een dusdanig erudiete manier dat het publiek er behoorlijk veel plezier aan beleefde. (De strijd was uiteraard al op voorhand beslecht …) De Neef mocht achteraf toch nog mee aanschuiven aan Claus’ tafel, vooraan in de zaal, alwaar de grote dichter aangeschoven zat naast de schepene van Cultuur en zijn echtgenote Veerle.”
Kurt Deswert
* Zoekt u het gedicht vooral op en bedenk dat het niet enkel over de welbekende groente gaat, maar ook verwijst naar een onderdeel van de katholieke liturgie waarin allerhande zaken met wijwater besprenkeld worden. In Claus’ versie gaat het echter vooral over fellatio. Het is zondermeer een hoogtepunt uit de Nederlandstalige literatuur.