Begin juni 1945. Het Antwerpse sportblad ‘Sporting’ brengt een bezoek aan voetballer op rust Fons De Winter. De Winter is een Beerschotcoryfee. Tussen 1928 en 1939 speelde hij maar liefst 253 wedstrijden voor de paars-witten. Meestal als linkshalf. Hij was ook Rode Duivel. In 1938 mocht hij mee naar het WK in Frankrijk. Voor De Winter waren het de hoogdagen van zijn carrière, met een landstitel aan het einde van het seizoen en nog eentje het jaar daarop. Zes jaar geleden is het intussen; een tijdspanne waarop een zuigeling een lagereschoolkind wordt. Maar het lijkt eerder alsof er al zes eeuwen voorbij zijn gegaan. De oorlog, weet u.
Antwerpen beleeft begin juni nog de naweeën van de Wereldbrand. Pas twee maanden voordien is de rust er teruggekeerd. Tot eind maart vlogen er nog V1 en V2’s over de Scheldestad. De ‘Vergeltungswaffen’, laatste dodelijke strohalmen van het teruggedrongen Duitse leger. Die hadden de haven als mikpunt, maar midden december 1944 troffen ze per abuis ook cinema Rex aan de Keyserlei. Maar liefst 567 filmbezoekers lieten daarbij het leven, terwijl ze naar Gary Cooper aan het kijken waren in The Plainsman…
Met de intussen teruggekeerde rust wordt de schade opgemeten. De vergelijking is ridicuul, maar vaagweg lijkt het toch op een al te harde cupmatch die net afgelopen is. De adrenaline is intussen weggeëbt. De opgelopen blessures worden pas na het laatste fluitsignaal echt gevoeld… Daarom is “Sporting” bij De Winter aan komen kloppen; om schade op te meten.
De oudvoetballer is duidelijk van streek. Met betraande ogen haalt hij een foto van de muur. Bedaard drukt hij hem de reporter in de hand. “Gebruik hem voor uw blad,” zegt hij. “Maar breng ze me weer. Want ik wil zo’n kameraad, toonbeeld van openhartigheid en braaf zijn, steeds voor me zien.” Op het portret, in het sepia waarin de hele oorlogsherinnering gekleurd is, staat een goedlachse jongeman in de bloei van zijn leven. De veters van het Beerschotshirt priemen nog net boven de fotorand te voorschijn… Het is begin juni 1945; Fons De Winter heeft net vernomen dat zijn jeugdvriend en oud-ploeggenoot Salomon “Sam” Meljado de oorlog niet overleefd heeft.
Meljado (bovenaan, 3de van rechts) en De Winter (onderaan, 2de van links) – samen bij Beerschot AC in 1930
De Nederlandse Antwerpenaar Meljado (1905) en de geboren Sinjoor De Winter (1908) hebben beiden leren voetballen bij de Beerschotjeugd. Met enkele jaren interval debuteerden ze er op het middenveld in de eerste ploeg. Jarenlang zouden ze daar samen de zaken regelen. Dat wil zeggen, aanvallen afbreken en aanvallen opzetten. Altijd zij aan zij. Aanvankelijk stonden beiden nog in de schaduw van kapitein Pierre Braine -tevens aanvoerder van het Belgische elftal- en speelden ze vooral met tienen in dienst van diens hypergetalenteerde jongere broer Raymond. Maar na verloop van tijd moesten ze het zonder de twee Braines stellen. Meljado en De Winter ontwikkelden zich tot een hypercomplementair middenveldkoppel. Nogal wiedes; ze speelden al samen sinds hun jonge jaren. Tel daar dan nog de competitiewedstrijden in het eerste elftal bij, de vriendschappelijke matchen; met Beerschot maar ook met de Antwerpse verstandhouding, de vele trainingsuren, de verplaatsingen naar binnen- en buitenland enzovoorts, de uren samen doorgebracht in de kleedkamer of in het Antwerpse uitgaansleven…
Fons De Winter (1938)
In 1930 vertrekt Raymond Braine naar het buitenland om er profspeler te worden. In datzelfde jaar slaat voor Meljado een eerste keer het noodlot toe. In de winter, na een wedstrijd tegen Cercle Brugge, wordt hij bij zijn terugkeer uit Brugge opgewacht aan het station. Een delegatie van Racing Borgerhout brengt hem het bericht dat zijn broer Simon, speler bij die club, overleden is. Aan de gevolgen van een buitenissige blessure, die hij een tijdje terug op had gelopen tijdens een wedstrijd tegen Boom. Op aandringen van zijn vader besluit Meljado de schoenen aan de haak te hangen… Zijn voetbalpensioen zal echter slechts tien maanden duren. De dubbele afwezigheid van Braine en Meljado laat zich immers stevig voelen en heeft Beerschot doen wegzakken in de rangschikking. Uit liefde voor zijn club gaat hij weer als vanouds het middenveld dirigeren, samen met De Winter. Maar het lot blijft de Meljados niet bespaard. Twee jaar later na Simon overlijdt de oudste zus van het gezin wanneer een dronken chauffeur haar van de weg maait…
De Meljados zijn intussen al een tijdlang een begrip in Antwerpen. Het hele gezin speelt toneel, korfbal en voetbal. (Ook de meisjes!) Ze zijn zijn ook joods… Voor wereldoorlog I is het gezin naar ons land geëmigreerd om er te werken in de diamantsector. (Ook Salomon wordt diamantslijper.) Ze verhuizen verschillende keren. Wanneer ze aan het Kiel gaan wonen, sluit Salomon zich aan bij Beerschot.
De Meljados behouden echter allen de Nederlandse nationaliteit. Salomon verzaakt daarmee bijvoorbeeld aan oproepingen voor de Rode Duivels. Iedereen is het er immers over eens dat hij tot de beste middenvelders van zijn generatie behoort en makkelijk mee kan op het middenveld van de Belgische nationale ploeg. Maar toch kiest hij ervoor om Nederlander te blijven. Zijn beslissing is ingegeven door angst. Hij wil vermijden om ooit tegenover zijn landgenoten te komen staan in een gewapend conflict. Na Wereldoorlog I lijkt het er immers een tijdje naar uit dat er oorlog uit zou kunnen breken tussen België en Nederland. De neutraliteit van Nederland tijdens de eerste wereldoorlog is een doorn in het oog van ons land. Bijna 1 miljoen Belgen vluchtten tijdens de Groote Oorlog naar onze Noorderburen. De Nederlanders moesten op de duur niet veel meer hebben van al die Belgen. Na de eerste wereldoorlog zorgde dat voor hoog oplopende conflicten tussen de buurlanden, met wederzijdse invasieplannen, die weliswaar nooit uitgevoerd zouden raken.
Salomon “Sam” Meljado (1928)
Maar de beslissing van Sam om nooit de Belgische nationaliteit aan te nemen, zou wel een noodlottige blijken…Intussen flakkert het antisemitisme overal in Europa weer op. (Ook in het voetbal. In Duitsland is men eind 1933 al begonnen met de verbanning van Joodse voetballers uit de voetbalclubs. In ons land loopt het voorlopig nog niet zo’n vaart. Al lopen er ook in het Belgische voetbalmilieu ook wel een aantal uitgesproken antisemieten rond…) In 1936 vertrekt Meljado naar Roeselare, om er zijn spelerscarrière op een lager niveau af te sluiten. Nog voor de oorlog stopt hij met voetballen.
Het onvermijdelijke gebeurt. Op 10 mei 1940 valt Duitsland ons land binnen. Het duurt niet lang vooraleer Meljado als buitenlandse jood -slechts 5% van de joden in ons land heeft bij het begin van de oorlog de Belgische nationaliteit- de anti-joodse maatregelen van de bezetter steeds strakker om zich heen voelt sluiten. Vanaf de herfst van 1940 volgen de eerste anti-joodse verordeningen. De joden worden geregistreerd. Eerst op vrijwillige basis. Maar wanneer slechts de helft van hen zich aanmeldt voor de registratie, gaat de Sicherheitsdienst al gauw zelf actief op zoek naar joden. (Met hulp van de Belgische autoriteiten.) Er komt ook een verbod op ritueel slachten. Intussen wordt de bevolkingsgroep ook uit alle openbare ambten verwijderd. Op joodse handelszaken verschijnen opschriften. Vanaf 1 december 1941 komt er ook een segregatie in het onderwijs. De boeken van joodse auteurs worden dan al een tijdje systematisch geweerd uit scholen en bibliotheken. In juni 1942 worden alle joden geweerd uit de medische beroepen. In mei 1942 tenslotte legt de militaire bevelhebber de basis voor de verplichte tewerkstelling van joden in het buitenland…
De klauwen van de geschiedenis sluiten zich langzaam rond Salomon. Tegen de lente van 1942 is hij zijn job kwijt, wanneer duizenden kleine vennootschappen, werkplaatsen en fabrieken in door joden gedomineerde bedrijfstakken zoals lederwaren, confectie en de diamantsector ‘geariseerd’ worden.
Op 18 juli 1942 wordt Meljado, samen met 287 andere Antwerpse joden gearresteerd. Ze worden op transport gezet naar de Franse Ardennen. Naar het vandaag grotendeels vergeten werkkamp van Les Mazures. Ze moeten er werken uitvoeren in het kader van de Atlantikwall. Een kamp bouwen en houtskool winnen. Die werken vorderen snel. Te snel. In joodse milieus in Antwerpen gaat het gerucht dat het kamp in Noord-Frankrijk best wel meevalt, maar in feite zijn de omstandigheden er erbarmelijk. De gevangenen raken er al snel ondervoed. In Antwerpen worden intussen Meljado’s ouders opgepakt.
Na de voltooiing van het kamp in Les Mazures, maken de nazi’s er een eerste selectie. 262 van de 287 joden worden terug naar België gestuurd. Naar de Kazerne Dossin. Meljado is één van hen. Op 23 oktober 1942 vertrekt hij van daaruit naar Auschwitz-Birkenau… .
Wat er daar juist met Meljado gebeurd is, weet niemand. Tot in de jaren ‘80, wanneer een deel van de asgrauwe sluier gelicht wordt. Op onthutsende wijze. Op een dag loopt Mejado’s neef samen met zijn dochter over de Knokse zeedijk. Ze worden aangesproken door een oudere man. Omwille van de grote fysieke gelijkenis tussen neef en oom, vraagt die of hij toevallig familie van Sam Meljado is… Wanneer de neef bevestigend antwoordt, volgt een schokkend verhaal. De man vertelt hoe hij zijn oom gekend heeft. Van in Birkenau. Hij doet het relaas van hoe hij vlak naast Meljado stond op het ogenblik dat de dagelijkse ‘selectie’ werd gemaakt. De sterken werden in de ene richting gestuurd, de zwakkeren in de andere richting…
In 1945, 3 jaar na zijn verdwijning uit het Antwerpse straatbeeld, wordt in de kranten gemeld dat Salomon Meljado gestorven is. Fons De Winter is zijn jeugdvriend kwijt.
Kurt Deswert