Boekbespreking: Sieg Monten, Historische atlas van de Lage Landen (814-1256), Uitgeverij Omniboek, Utrecht, 2022
Met de TV-serie Het verhaal van Vlaanderen, gepresenteerd door Tom Waes, is de geschiedenis van onze regio hip. Prachtige televisie, dat wel, maar historische duiding om het politiek juist te situeren is onontbeerlijk. De zeer prille kiemen van de geschiedenis van de Lage landen, dus Nederland, België én Vlaanderen liggen ergens bij Karel de Grote en de Karolingers. De eerste tekenen van een herkenbare politieke bewustwording in dezelfde regio moeten we veel later zoeken, bij de Bourgondische eenmaking in de 15e eeuw. Dat is samengevat de visie van Henri Pirenne (1862-1935), dé historicus van België.
Stadslucht Maakt Vrij
Sieg Monten heeft alvast een zeer originele manier gevonden om die periode tussen de dood van Karel de Grote (814) en de dood van Willem II van Holland (1256) te beschrijven: een atlas, met een kaart per schijf van 10 tot 25 jaar. Het is wat willekeurig, maar het werkt. Het geeft de gelegenheid onze regio vorm te zien krijgen. Letterlijk zelfs: de kleine klimaatschommelingen en de stormvloeden veranderden de kustlijn en het landschap aanzienlijk in deze periode. Met de invallen en rooftochten van de Denen en de Hongaren, het quasi en stoemelings erfelijk maken van de leenbanden tussen heer en vazal, de pogingen om via prinsbisdommen een rijkskerk te stichten, … zien we het feodalisme vorm krijgen. Kaart na kaart wordt onze regio een beetje meer herkenbaar: het Graafschap Vlaanderen, de Prinsbisdommen Luik en Utrecht, de Graafschappen Holland, Luxemburg, Henegouwen, Namen, Loon (latere Limburg) en Leuven (het latere Hertogdom Brabant), … Zeer langzaam krijgen ze vorm in het lappendeken van feodale banden, die zoals Sieg Monten het zelf omschrijft, wellicht enkel door de middeleeuwers zelf ten volle begrepen werden. Ook het taalkundig landschap op de grens tussen Romaans en Germaans, verschuift eigenlijk weinig. In de 9de eeuw kreeg de Romaans-Germaanse taalgrens min of meer haar definitieve vorm, en ook in het Rijnland stokte de Hoogduitse klankverandering. Het boek eindigt met de overgang van het Oudnederlands naar het Middelnederlands, het Diets.
De investituurstrijd tussen de Keizer en de Paus is bepalend voor deze geschiedenis. Het concordaat van Worms (1122) is een keerpunt: het is de kiem van een scheiding van kerk en staat, alvast het concept ervan. Het is ook de aanzet voor een grotere en meer zelfstandige rol voor de vorstendommen, hier en elders.
Een verrassende passage is de toespraak van Iwein van Aalst in Gent op 16 maart 1128. Honderd jaar voor de Magna Carta (1215) omschrijft hij het concept van volkssoevereiniteit, waar onderdanen hun mening hebben over de geschiktheid van de Graaf, niet enkel de adel en de geestelijkheid, maar ook de stedelingen dus. “De redevoering markeerde de doorbraak van de steden als politieke machtsfactor in het graafschap Vlaanderen en vormde de kiem van de hedendaagse Europese rechtstaat” aldus Sieg Monten. Een dynamiek die door stadsstichtingen, het verlenen van stadsrechten, door jaarmarkten almaar versterkt werd in onze regio. “In de loop van de twaalfde eeuw raakte het gebruik ingeburgerd dat een horige na een verblijf van één jaar en één dag in een stad vrij was. Stadslucht maakt vrij. Een stad met privileges trok de boeren uit de omgeving aan.” Met het politieke Stadslucht Maakt Vrij-initiatief gaf Sven Gatz rond 2003 in verschillende publicaties deze stedelijke omwenteling als symbool aan van de stedelijke liberale state of mind. Daar gaat Sieg Monten niet op in, maar het kader wordt historisch neergezet. Er veranderde wel degelijk iets in Europa met die nieuwe stedelijkheid. Stadslucht maakt vrij is een sterk logo dus om ook vandaag die sfeer weer te geven.
De kiemen van …
Naast grote geschiedenis gaat Sieg Monten soms te uitvoerig in op elke stamboom en troonopvolging in ieder graafschap, van het grootste tot het kleinste, waardoor het overzicht soms zoek is en het moeilijk volgen is voor de lezer die, zoals mezelf, geen beroepsmediëvist is. Anderzijds maakt Monten dit ruimschoots goed door tal van anekdotes een plaats te geven in zijn overzicht: over de beroemdste Nederlandstalig-achtige neergeschreven en teruggevonden tekst, het liefdesgedicht ‘Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu” (ca. 1100); of het ontstaan van de legende van Manneke Pis bij de Slag van Ramsbeek in 1142; of het ontstaan van de Vlaamse Leeuw rond 1147: het ontwerp van een “klimmende leeuw van Sabel (zwart) op een achtergrond van Goud (geel)” nam Graaf Diederik van den Elzas, na de derde kruistocht, mee uit wat toen Outremer heette. Het Midden-Oosten dus. De Vlaamse Leeuw is dus Arabisch. Brabant en Holland namen het al snel in een andere kleurenkombinatie over. De klauwen en tong in Keel (rood) dateert van halverwege de 13e eeuw.
Als goed historicus laat Sieg Monten zich niet verleiden de geschiedenis met terugwerkende kracht te schrijven. Waar zijn verhaal eindigt moet alles eigenlijk nog beginnen, schrijft hij. Rond 1250 kon het nog alle kanten uit: opgaan van de lage landen in het Duitse Rijk, in Frankrijk, of een autonoom geheel. “De latere Bourgondische eenmaking was geen vanzelfsprekendheid”, aldus Sieg Monten. Doorheen de kaarten en toelichting zien we een herkenbaar patroon ontstaan, meer niet. Niet toevallig hebben we het meermaals over de kiemen van een aantal latere evoluties. Ze worden vermeld omdat ze later relevant zijn geworden. Heel wat in die tijd even belangrijke, of nog belangrijkere evoluties, werden minder of niet vermeld, omdat ze weinig impact hebben gehad op de lange termijn. Dat is het lot van de geschiedschrijving. Er zich van bewust zijn is zeer belangrijk.
Johan Basiliades
Extra – Hoe klonk Diets / Middelnederlands eigenlijk?
Op het digitale platform van de openbare omroep, VRT Max, kan je het programma Man over Woord herbekijken. In de vierde aflevering maakten ze een reconstructie van hoe Nederlands klonk in 500, 1000 en 1500. Het resultaat wordt vertolkt, in klank en beeld, door Pieter Embrechts en Reinhilde Decleir (foto). Ze spelen een marktscène na: een aanrader! Professor historische taalkunde van de Universiteit Leiden geeft toelichting. Ons hedendaags Nederlands zou verstaanbaar moeten zijn op een markt tot ca. 1200, meent hij. En dus ook omgekeerd.
Online vonden we ook A.Z. Foreman’s “Creating recordings in historical languages & verse-translations.” Foreman maakt een reconstructie van circa 4 minuten lang. Hij leest voor uit “Karel ende Elegast”, omstreeks 1270 geschreven in Brabant. Een gedicht in het bekende genre van de Karelromans, over Karel de Grote. Via deze link word je doorgestuurd naar dit fragment.