Liberas, het centrum voor de geschiedenis van het vrije denken en handelen, zet elke Kortweg een stukje Brusselse geschiedenis in de kijker. Deze editie blikt wetenschappelijk medewerker Bart Dhondt terug op de levensloop van een voorzitter van het Brusselse Willemsfonds, meer dan een eeuw geleden.
De figuur van Julius Hoste sr., geboren in Tielt op 23 januari 1848, is niet weg te denken uit de strijd voor de Vlaamse ontvoogding in het Brussel van de late negentiende eeuw. Als tiener verhuist hij naar Brussel, waar hij tot zijn dertiende naar het Atheneum gaat. Hij moet afhaken wegens ziekte en schoolt zich later bij via zelfstudie. In 1863 wordt hij bediende in een stoffenhandel, waar hij gedurende meer dan twintig jaar werkt. Hij werkt zich langzaam op maar moet wachten tot zijn huwelijk in 1883 met de brouwersdochter Elisabeth Grauwels om financieel sterk genoeg te staan om zijn grote plannen te verwezenlijken.
Liberaal in Brussel
Zijn belangstelling voor de Vlaamse cultuur wordt gewekt en in 1865 publiceert hij voor het eerst enkele bijdragen in Vlaamsche Tijding, een blad van Xavier Havermans dat zich politiek neutraal opstelde en naast de Vlaamse eisen zwaar inzette op enkele progressieve thema’s zoals aandacht voor de levensomstandigheden van de arbeiders en uitbreiding van het stemrecht. In 1869 engageert Hoste zich als secretaris van De Veldbloem. Deze volksmaatschappij vindt in dat jaar een tweede adem en profileert zich onder het voorzitterschap van Havermans als een pluralistische flamingantische drukkingsgroep die de Vlaamse cultuur in het Brusselse wil verspreiden. Hiervoor organiseert De Veldbloem onder meer volksvoordrachten en zangstonden en opent een eigen bibliotheek. Hoste raakt intussen ook in de ban van het ideeëngoed van de Gentenaar Julius Vuylsteke die erin geslaagd was via het Willemsfonds een Vlaams-liberaal vrijzinnig front te creëren en overweegt ook in Brussel met een afdeling van start te gaan.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1870 kiest Hoste partij voor de progressieve liberalen van Karel Buls en Leon Vanderkindere. In de daarop volgende jaren richt hij mee verschillende liberale Vlaamsgezinde organisaties op in het Brusselse, zoals de Liberale Vlaamse Bond en de Vlaamsche Kiezersbond.
Aan het hoofd van het Brusselse Willemsfonds
In 1871 wordt Hoste lid van het Willemsfonds en twee jaar later, in 1873, staat hij samen met Emanuel Hiel en Hippoliet Bauduin aan de wieg van de Brusselse Willemsfondsafdeling. Hij wordt in 1875 voorzitter van de afdeling en kiest, in tegenstelling tot het hoofdbestuur in Gent, voor een radicale Vlaamse koers. Hij wordt hierin gesteund door verschillende zwaargewichten binnen het Willemsfonds, zoals Jan van Beers, Max Rooses, Jan Van Rijswijck en uiteraard zijn goede vriend Karel Buls. Deze onenigheid met het hoofdbestuur wordt pas in 1888 bijgelegd. In 1891 neemt hij na een zware discussie over de politieke koers van de Brusselse liberale flaminganten ontslag als voorzitter maar keert in 1898 al terug en blijft vervolgens onafgebroken voorzitter tot 1921.
Als afdelingsvoorzitter doet hij meer dan enkel besturen. Hij is actief als voordrachtgever over onder meer Marnix Van Sint-Aldegonde en de tijd van de geuzen met de Pacificatie van Gent uit 1576, over Benjamin Franklin en de Brusselse Gilden, een heel eclectisch aanbod. In 1877 opent hij de eerste Volksboekerij en in 1880 start hij de cursus ‘Nederlands voor Anderstaligen’ op. Via tal van ondercomiteiten krijgt zijn afdeling steeds meer invloed op het Vlaamse cultuurleven in Brussel. Zijn uitstekende relatie met het liberale stadsbestuur zorgt voor een continue gulle subsidiëring van de Willemsfondsactiviteiten op vlak van onderwijs, vorming via volksvoordrachten en bibliotheken, taalbelangen, zang, bevordering van het liberalisme en de vrijzinnigheid. Het ledental stijgt in 1883 tot 800. Toch zal ook ‘zijn’ afdeling de gevolgen van de liberale kiesnederlaag van 1884 voelen. De glorietijden zijn voorbij en er zet een langzame daling in van de omvang, en dus ook impact, van de Brusselse afdeling. Kort na de eeuwwisseling herstelt de afdeling zich en onder zijn leiding worden de activiteiten hervat, weliswaar op kleinere schaal, maar in 1906 toch alweer met een 250-tal leden. Prioriteit wordt gegeven aan de taalleergangen, de bibliotheek en de volksvoordrachten, wat mits de nodige modernisatie en actualisering een hele eeuw verder wordt doorgetrokken.
Via de Zweep en Het Laatste Nieuws naar …
Zijn impact op de Vlaamse beweging krijgt een totaal nieuwe dimensie als hij in 1888 de eigenaar-uitgever wordt van Het Laatste Nieuws. Aan het geschreven woord hecht Hoste reeds lange tijd veel belang. Halverwege de jaren 1860 werd hij mede-uitgever van Vlaamsche Tijding en in 1869 sticht hij De Zweep. Als uitgever en hoofdredacteur wil hij in eerste instantie focussen op de Vlaamse kwestie, los van elke levensbeschouwing. Katholieken zoals Juliaan De Vriendt en Hendrik Conscience neemt hij op in de redactie maar zijn persoonlijk engagement als liberaal gaat uiteindelijk doorwegen. Vanaf 1872 profileert De Zweep zich als een uitgesproken Vlaams strijdblad met een antiklerikale en liberaal-progressistische inhoud. Hoste gebruikt, onder zijn schrijverspseudoniem ‘Julius Van Thielt’, De Zweep meermaals om de liberale flaminganten uit Brussel en Vlaanderen te mobiliseren voor de strijd voor de vernederlandsing. Zo is hij in de jaren 1870 een opvallende aanwezige in het verzet tegen de dreigende verfransing van het (liberale) Antwerpse stadsbestuur, de organisatie van de Vlaamse Landdag van 1873 en de strijd voor de belangrijke taalwetten van 1873 (wet Cooremans), 1878 (wet De Laet) en 1883 (wet Cooremans-De Vigne). Stiekem blijft Hoste nog even hopen op een verzoening tussen katholieke en liberale flaminganten. Zo is hij in 1881 de belangrijkste initiatiefnemer van de viering van Hendrik Conscience en doet hij in 1884 nog een laatste poging om een Vlaamse Landdag over de levensbeschouwelijke gronden heen te organiseren. In 1888 eindigt dit verhaal echter.
Met de uitgave van Het Laatste Nieuws creëert hij de kans om zijn actieterrein ingrijpend uit te breiden. Zijn invloed in Brussel en wijde omgeving verruimt op korte tijd naar een bereik over geheel Vlaanderen, dat een duidelijk geprofileerde liberale en Vlaamse krant, gericht op het grote publiek, rijker wordt. Voor de Liberale Partij betekent dit een belangrijke stap voorwaarts naar het bereiken van een tot dan verwaarloosd potentieel kiespubliek. De krant neemt een steile vlucht omhoog en behoort rond de eeuwwisseling met een oplage van 60.000 tot de Belgische top. Deze uitstekende cijfers brengen Hoste in 1911 aan het hoofd van de belangrijke Brusselse afdeling van de Algemene Belgische Persbond, waarvan hij tot het uitbreken van de oorlog voorzitter is. Een poging in 1900 om een tweede krant als ‘kwaliteitskrant’ te lanceren, De Vlaamsche Gazet, slaat niet echt aan en wordt stopgezet in augustus 1914.
… de eregalerij van het liberaal flamingantisme
Hoste wordt een belangrijk en gewaardeerd man binnen de partij waar hij, ondanks zijn Vlaamsgezindheid die toen nog velen afstootte, in 1892 verkozen wordt tot ondervoorzitter van de Brusselse Ligue libérale, waar hij samen met Eugène Goblet d’Alviella de gematigde progressieven vertegenwoordigt. Hoste is vanaf dan niet meer te stuiten. Hij is actief op alle mogelijke terreinen die met de verdediging en promotie van de Vlaamse beweging, het liberalisme of de vrijzinnigheid te maken hebben. Hij engageert zich binnen de Liberale Vooruitstrevende Volksbond en de Ligue de l’Enseignement. In 1913 is hij één van de stichters van het Liberaal Vlaams Verbond, dat op zijn beurt in de jaren 1970 aan de basis zal liggen van de oprichting van de Vlaamse PVV. Zijn stille droom over een partijgrensoverschrijdend flamingantisme blijft ondanks alles ook op waakvlam staan, getuige hiervan zijn actieve betrokkenheid bij de oprichting van het Vlaamsch Huis op de Grote Markt in Brussel in 1909, samen met Lodewijk De Raet, Maurits Josson, Lodewijk Peerenboom en Frans Reinhard.
Liefde voor het toneel
Hoste is niet enkel fan van het geschreven woord, ook het gesproken woord ligt hem nauw aan het hart en dat krijgt vorm in zijn liefde voor het Vlaams toneel dat hij ook in Brussel op de kaart wil zetten. Hij voert hiervoor een lange en harde campagne, waarbij hij nadrukkelijk en met succes naar één Vlaams front streeft. In 1873 boekt hij een eerste overwinning: de stad Brussel toont zich bereid om een Nederlandstalig beroepsgezelschap te subsidiëren. Hoste gaat vervolgens voor een volgende grote stap en vraagt een eigen Vlaamse toneelzaal. In 1877 krijgt het gezelschap de beschikking over een eigen zaal, maar deze voldoet niet echt en Hoste zoekt verder naar een betere locatie. Zijn wens wordt vervuld in 1887 wanneer hij met de steun van zijn vriend en burgemeester van Brussel Karel Buls de Koninklijke Vlaamse Schouwburg aan de Lakensestraat mag openen. En net zoals in zijn persimperium neemt hij ook in de toneelzaal de pen zelf ter hand. Hij schrijft verschillende toneelstukken, waaronder De Kleine Patriot, Breidel en de Coninc (met muziek gecomponeerd door Karel Miry) en De Brusselse Straatzanger, zijn populairste werk, over een jonge straatzanger onder de Spaanse bezetting in de 16e eeuw. Met dit stuk wordt de nieuwe KVS bovendien geopend, in aanwezigheid van koning Leopold II die bij deze gelegenheid voor het eerst een Nederlandstalige toespraak geeft. De Brusselse Straatzanger zal in 1977, ter gelegenheid van de eeuwfeestviering van de KVS worden heruitgegeven en opnieuw op de planken worden gebracht. In 1978 volgt de film, geproduceerd door de BRT, geregisseerd door Walter Moeremans en Peter Simons, met in de belangrijkste rollen de (nog jonge) Warre Borgmans, Gilda De Bal, Vic Moeremans, Ann Petersen, Alex Cassiers en Senne Rouffaer.
De Groote Oorlog
De Eerste Wereldoorlog is een belangrijk breukpunt. Hij laat in 1918 de zorg voor zijn persimperium, dat hij tijdens de oorlog stillegt, over aan zijn zoon, Julius Hoste jr, die op alle vlakken een waardige opvolger van zijn vader zal worden. Vader Hoste blijft actief achter de schermen en zal vooral voor het Willemsfonds en het Liberaal Vlaams Verbond tot aan zijn dood in 1933 een spilfiguur blijven.
Wat nu nog rest
Zijn grootste verwezenlijkingen, Het Laatste Nieuws heden onderdeel van de Persgroep en de KVS zijn nog steeds begrippen in Brussel én in Vlaanderen. Ook verschillende door hem (mee)gestichte verenigingen waaronder de Brusselse Willemsfondsafdeling zijn nog actief. Een echt archief is er helaas niet. Zijn nalatenschap zit gespreid over verschillende bewaarinstellingen met nadruk op het Letterenhuis in Antwerpen en uiteraard Liberas waar onder meer zijn briefwisseling met het hoofdbestuur van het Willemsfonds tot de stukken met betrekking tot een grote huldiging werden bewaard en gedigitaliseerd. De afbeeldingen bij dit artikel spreken hierbij voor zich. Ook De Zweep en Het Laatste Nieuws zijn beschikbaar in de leeszaal. Een volledig overzicht vindt u op onze website, www.liberas.eu
Bart D’hondt, Wetenschappelijk medewerker Liberas