150 jaar, deel 1: Er kiemt iets in Brussel

De zoektocht naar de wortels, naar ‘waar en hoe’ het allemaal begon, is een boeiende vraag in elke verenigingskroniek. En ook onze Brusselse Willemsfondsafdeling ontsnapt daar niet aan. Wat ging vooraf aan de plechtige stichtingsvergadering van 18 oktober 1873?

Gent
In 1851 richt een groep Vlaamsgezinden, voornamelijk actief in het Gentse, het Willemsfonds op. De naam refereert naar een boegbeeld van het toenmalige flamingantisme, Jan Frans Willems (1793-1846). De heel ruime doelstelling van het piepjonge cultuurfonds is de erkenning en verdediging van het Nederlands als cultuurtaal en als officiële voertaal in Vlaanderen. De ideologische tweespalt tussen katholieken en vrijzinnigen heeft de Vlaamse Beweging nog niet verdeeld. Kanunnik Jan Baptist David, naar wie in 1875 het Davidsfonds zal worden genoemd, is stichtend lid van het Willemsfonds. Pas in 1862 schakelt het Willemsfonds onder impuls van Julius Vuylsteke over op een liberaal-vrijzinnig flamingantisme.

Julius Vuylsteke

Brusselse nieuwsgierigheid
Onder die tweeënzestig stichtende leden van het Willemsfonds bevinden zich ook zeven Brusselaars. Ze volgen vanuit de hoofdstad met veel aandacht het Gentse initiatief: de letterkundigen Johan Dautzenberg, Michiel Van der Voort en Jean Nolet de Brauwere van Steeland, de graficus Ph[illippe] Maillart, de magistraat Victor Delecourt, volksvertegenwoordiger baron Emile ’t Serclaes de Wommersom en Hippolyte Bauduin, directeur van het Brussels militair hospitaal. Deze laatste neemt het voortouw en wordt in 1855 toegevoegd bestuurslid van het algemeen bestuur. Gedurende twintig jaar nemen de Brusselse Willemsfondsers vanop afstand deel aan de initiatieven van het Willemsfonds en noteren de stichting van de eerste lokale afdelingen: Gent (1868), Antwerpen (1871) en Brugge (1872). Hun appetijt is gewekt en intussen kunnen ze ook rekenen op een nieuwe lichting leden. In 1871 zijn reeds 74 Brusselaars lid van het Willemsfonds, waarvan 44 uit Brussel zelf en 30 uit de randgemeenten. Onder hen vallen enkele namen op: Hendrik Conscience (letterkundige en conservator van het Wiertzmuseum), Edmond Picard (advocaat en liberaal progressist), Alphons Vandenpeereboom (liberaal volksvertegenwoordiger en minister), Karel Buls (edelsmid en liberaal politicus), Albrecht en Juliaan De Vriendt (kunstschilders), Lucien Jottrand en zijn zoon Gustave (liberale politici), Eugène Van Bemmel (letterkundige en hoogleraar aan de ULB), Laurent Veydt (directeur van de Société Générale), Julius Hoste (uitgever), Emanuel Hiel (letterkundige), Leon Vanderkindere (liberaal politicus en hoogleraar geschiedenis aan de ULB), Felix Cogen (kunstschilder), Auguste Couvreur (liberaal volksvertegenwoordiger) en Edmond De Vigne (bouwkundige), een heel divers publiek.

De Veldbloem
Deze Willemsfondsers staan er in Brussel echter niet alleen voor, want in de hoofdstad is sinds 1852 de letterkundige vereniging de Veldbloem actief. Gesticht door Willemsfondslid van het eerste uur Michiel Van der Voort, stelt de Veldbloem zich “de bevordering der volksbeschaving bij middel der moedertaal” tot doel. De leden zetten zich in voor de verdediging van de taalrechten, organiseren prijskampen voor toneel- en letterkunde, geven voordrachten en zangfeesten en stichten een volksbibliotheek. Echt aanslaan doet de Veldbloem echter niet en de vereniging kwijnt weg. In april 1869 volgt een nieuwe start. Xavier Havermans wordt voorzitter en kan Julius Hoste overtuigen om de functie van secretaris op zich te nemen. Er komen opnieuw wekelijkse zittingen, met onder meer lezingen met aansluitend concert of zangstond. In 1871 vertrekt een eerste petitie met betrekking tot het taalgebruik in bestuurszaken, de erkenning van de gelijkwaardigheid van Nederlands en Frans als officiële taal en de organisatie in het Nederlands van de burgerwacht in Vlaanderen, richting parlement. De Brusselse Willemsfondsers wagen dan maar de stap en laten aan het hoofdbestuur in Gent weten wel geïnteresseerd te zijn in een eigen afdeling, met de Veldbloem als een zusterorganisatie en een bevoorrechte partner.

Standbeeld voor Jan Frans Willems op het S. Baafsplein in Gent

Een eigen afdeling
Op 11 oktober 1873 sturen Hippolyte Bauduin en Emanuel Hiel een brief naar de inschrijvers uit het Brusselse bij het Gentse Willemfonds met het voorstel om een eigen afdeling op te richten. Een week later, op 18 oktober, komen 46 leden samen, richten een afdeling op en kiezen Emmanuel Van Driessche tot voorzitter. Op 31 oktober 1873 worden de statuten goedgekeurd en wordt een geografische afbakening vastgelegd. Elke Vlaamsgezinde vrijzinnige liberaal uit Brussel, Sint-Joost-ten-Noode, Schaarbeek, Elsene, Anderlecht, Sint-Gillis, Ukkel, Molenbeek, Koekelberg, Etterbeek en Laken wordt vriendelijk uitgenodigd om zich aan te sluiten.

De plechtige openingszitting van de afdeling gaat door op 21 december 1873 in de grote zaal van de Concert Noble. Lodewijk De Rijcker spreekt de leden toe in naam van het Algemeen Bestuur, voorzitter Van Driessche heeft het in een academische lezing (kort) over het leven en de betekenis van Jan Frans Willems en dan volgt een obligaat uitgebreid diner. Tegen 31 december hebben zich 88 leden ingeschreven, waaronder ook de verenigingen De Veldbloem, de Morgenstar, Noordstar en De Vlijtige Buitenlieden, de afdeling Brussel is een feit.

Verslag van de eerste activiteit van Willemsfonds Brussel op zondag 21 december 1873 (krant: Volksbelang, 27/12/1873)

Menu 150 jaar Willemsfonds Brussel
Deel 1: Er kiemt iets in Brussel
Deel 2: In een notendop – 10 jaar afdeling Brussel
Deel 3: Trekken aan de mouw van de 19e-eeuwse politici
Deel 4: Kaalslag
Deel 5: Van een Vlaamsche klas in de Modelschool tot de Nederlandsche Leergangen
Deel 6: Vlaams engagement tussen twee oorlogen in
Deel 7: De oorlogsjaren 1940 – 45

Deel dit artikel:

Lees ook deze artikels